M en V hebben een affectieve relatie gehad. Uit die relatie is, nadat deze was verbroken, in 2010 zoon Z geboren. V oefent van rechtswege het gezag over Z uit. Z woont bij V.
In 2011 heeft de rechtbank aan M vervangende toestemming verleend tot het erkennen van Z.
In 2012 heeft de rechtbank bepaald dat M en Z gerechtigd zijn tot begeleide omgang met elkaar in het kader van de Intensieve Omgangsbegeleiding, waarbij de verdere invulling – waaronder intensieve oudergesprekken – zal geschieden in nader overleg tussen partijen en jeugdzorgaanbieder Juzt. De rechtbank heeft partijen bevolen gevolg te geven aan de oproep van Juzt om in overleg te treden over de concrete uitwerking en vastlegging van de in te vullen regeling en hen bevolen mee te werken aan de uitvoering van de regeling.
M verzoekt, nu V weigert mee te werken aan de Intensieve Omgangsbegeleiding, dwangsommen te verbinden aan de bevelen van de rechtbank.

V voert aan dat zij, alvorens dwangsommen worden verbonden aan de bevelen van de rechtbank, de kans moet krijgen die bevelen op te volgen. Zij merkt op bereid te zijn het traject bij Juzt voort te zetten, maar dat Juzt zelf het traject heeft beëindigd. Weliswaar ervaart zij psychische belemmeringen bij de omgang van Z met M, maar V erkent dat zij ‘door de zure appel heen moet’.

Voor zover V betoogt dat het niet aan haar te wijten is dat het traject bij Juzt is stopgezet, kan het hof V hierin niet volgen. Het traject is beëindigd omdat Juzt te veel belemmeringen ondervond aan de zijde van V om te werken naar omgang tussen Z en M. Het hof overweegt in dit verband dat V zich dient te realiseren dat zij niet in de positie is om voorwaarden en eisen te stellen aan het traject bij Juzt, zoals V wel meende te kunnen doen.
De ter zitting door V gedane toezegging het traject bij Juzt voort te zullen zetten, geeft in het licht van het totale dossier onvoldoende vertrouwen dat V haar toezegging – onder de voorwaarden van Juzt – gestand zal doen. Gelet hierop ziet het hof aanleiding aan de bevelen van de rechtbank dwangsommen te verbinden, voor zover deze bevelen aan V zijn gericht.
Het hof bepaalt dat aan het bevel van de rechtbank gevolg te geven aan de oproep van Juzt om in overleg te treden over de concrete uitwerking en vastlegging van de in te vullen regeling een dwangsom wordt verbonden van € 500 per weigering, en dat aan het bevel van de rechtbank mee te werken aan de uitvoering van de regeling, een dwangsom wordt verbonden van € 500 per keer, beide voor zover deze bevelen aan V zijn gericht, met een maximum van € 10.000 voor beide bevelen tezamen.
Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 11 juli 2013, ECLI:NL:GHSHE:2013:3017