
Uit de relatie tussen M (van Nederlandse nationaliteit) en V (van Filipijnse nationaliteit) is in 1988 in de Filippijnen zoon Z geboren. V was toen nog gehuwd met X, met wie zij in 1972 is gehuwd te San Juan (Filippijnen).
In juni 1992 is de echtscheiding tussen V en X uitgesproken door de rechtbank van Guam.
In juli 1993 zijn M en V in Den Haag met elkaar gehuwd na het maken van huwelijkse voorwaarden. Bij beslissing van het Regional Trial Court te Las Piñas (Filippijnen) in maart 2004 is het huwelijk tussen V en X van aanvang af nietig verklaard.
M heeft in januari 2013 een voorwaardelijk verzoek tot echtscheiding ingediend bij de rechtbank.
Thans verzoekt M de rechtbank het huwelijk tussen hem en V nietig te verklaren. M voert aan dat ten tijde van de voltrekking van het huwelijk tussen hem en V (in juli 1993), V nog gehuwd was met X. In de Filippijnen is het niet mogelijk een huwelijk te laten ontbinden door echtscheiding. V heeft geprobeerd haar huwelijk met X te laten ontbinden middels een echtscheidingsprocedure in Guam, maar dat echtscheidingsvonnis wordt in de Filippijnen niet erkend. Het echtscheidingsvonnis kan in Nederland op grond van artikel 10:57 BW evenmin worden erkend, nu de beslissing niet is verkregen na een behoorlijke rechtspleging en de rechtbank te Guam geen rechtsmacht toekwam.
Voorts betwist M dat X heeft ingestemd met de echtscheidingsprocedure te Guam en/of dat X zich bij de ontbinding van het huwelijk heeft neergelegd. M stelt dat V en X hun huwelijk na de ‘Guam-scheiding’ nog jaren in stand hebben gehouden. Hij meent voorts, onder verwijzing naar artikel 10:59 BW, dat het echtscheidingsvonnis van de rechtbank te Guam in Nederland niet kan worden erkend nu de erkenning van dit vonnis onverenigbaar is met de openbare orde.
Aangezien V in juli 1993 nog gehuwd was met X – en partijen dus op grond van artikel 1:33 BW niet de vereisten in zich verenigden om een huwelijk met elkaar aan te gaan – dient het huwelijk van partijen nietig te worden verklaard, aldus M.
De rechtbank is, anders dan M, van oordeel dat de vraag of het echtscheidingsvonnis van de rechtbank te Guam in Nederland wordt erkend, moet worden beantwoord aan de hand artikel 10:57 BW en niet aan de hand van artikel 10:31 BW. Laatstgenoemd artikel ziet immers op de erkenning van een buitenlands huwelijk in Nederland en dat is niet de vraag die thans voorligt. Dat het echtscheidingsvonnis van de rechtbank te Guam niet in de Filippijnen wordt erkend, doet daar niet aan af.
De rechtbank acht vooralsnog aannemelijk dat de rechtbank te Guam ter zake van de echtscheiding van V en X geen rechtsmacht toekwam, aangezien (1) zij beiden de Filippijnse nationaliteit hadden, (2) zij destijds niet woonachtig waren te Guam maar in de Filippijnen en (3) zij overigens ook geen enkele band met Guam hadden. Op grond van artikel 10:57 lid 1 BW kan het echtscheidingsvonnis van de rechtbank te Guam derhalve niet worden erkend in Nederland.
Vervolgens moet beoordeeld worden of X tijdens de procedure te Guam met de ontbinding van het huwelijk heeft ingestemd, dan wel – na afloop van die procedure – in de ontbinding heeft berust.
De rechtbank is van oordeel dat daarvan sprake is en neemt daarbij onder meer de volgende omstandigheden in aanmerking:
– V en X leefden al geruime tijd gescheiden;
– blijkens het echtscheidingsvonnis van de rechtbank te Guam was X de eisende en V de
verwerende partij;
– V en X hadden voor de procedure te Guam samen één advocaat;
– V en X hebben ten overstaan van een Filipijnse notaris in 1998 een overeenkomst
gesloten, waarbij zij een regeling hebben getroffen ter zake van de voormalige
echtelijke woning, de inboedelzaken en persoonlijke eigendommen, de kosten voor het
onderhoud en de opleiding van de kinderen en het overleg over belangrijke zaken die
betrekking hebben op de kinderen.
Gelet hierop heeft M, tegenover de gemotiveerde betwisting door V, onvoldoende aannemelijk gemaakt en onderbouwd dat V en X hun huwelijk na de echtscheiding te Guam nog jaren hebben voorgezet en dat X niet heeft ingestemd of heeft berust in de echtscheiding.
De rechtbank is voorts van oordeel dat het beroep van M op artikel 10:59 BW faalt. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien waarom het onverenigbaar is met de openbare orde dat de echtscheiding ingevolge het vonnis van de rechtbank te Guam in Nederland wordt erkend boven een rechtsgeldig huwelijk in de Filippijnen, zoals M betoogt. Artikel 10:59 BW ziet immers op de openbare orde in Nederland en niet op de openbare orde in de Filippijnen. Voorts is het in beginsel in strijd met de Nederlandse openbare orde wanneer een huwelijk niet kan worden ontbonden indien één of beide echtgenoten dat wensen.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank dan ook van oordeel dat het echtscheidingsvonnis van de rechtbank te Guam van juni 1992 in Nederland wordt erkend. Dat betekent dat V toen zij in juli 1993 met M in het huwelijk trad, niet meer was gehuwd met X, zodat er geen grond is voor nietigverklaring van het huwelijk tussen M en V. Het verzoek van M wordt afgewezen.
Rechtbank Gelderland, 22 mei 2013, ECLI:NL:RBGEL:2013:1964