
V is de moeder van twee nu nog minderjarige kinderen (onder wie haar in 2018 geboren zoon Z), over wie zij het eenhoofdig ouderlijk gezag uitoefent. De kinderen hebben hun hoofdverblijfplaats bij V. In september 2018 is Z voorlopig onder toezicht gesteld en uit huis geplaatst.
De Raad voor de Kinderbescherming verzoekt de rechtbank om Z voor de duur van 12 maanden onder toezicht van de GI te stellen en hem zes maanden uit huis (bij zijn grootouders) te plaatsen.
Volgens de Raad hebben zich herhaaldelijk levensbedreigende situaties bij Z voorgedaan, waarvoor geen medische verklaring is gevonden. Onduidelijk is wat het aandeel van V hierin is geweest en wat de herkomst van deze levensbedreigende situaties is, maar de Raad vindt het opmerkelijk dat V in bedoelde situaties steeds alleen met Z was. Er wordt een onderzoek door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) gestart naar de mogelijke oorzaken van de levensbedreigende situaties en de eventuele betrokkenheid van V daarbij. De Raad acht het wenselijk om de uitkomsten van dat onderzoek af te wachten alvorens een terugplaatsing van Z bij V wordt overwogen.
V stelt dat zij de hele tijd bij Z aanwezig was, omdat zij van hem houdt en bezorgd was over zijn situatie. Belangrijk is dat het juist zij was die medische hulp voor Z zocht, toen zij zich zorgen maakte over zijn voedselopname. V is betrouwbaar en komt afspraken na. Een NFI-onderzoek duurt doorgaans maanden. Tevens bestaat de mogelijkheid dat er een medische oorzaak aanwezig is voor het wegvallen van Z, aldus V.
De rechtbank stelt vast dat Z ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Er is sprake van een baby die het afgelopen jaar bijzonder gedrag heeft laten zien (veelvuldig braken en slecht drinken), waardoor sprake was van onvoldoende groei. Hierop is V met Z naar het ziekenhuis gegaan, waar zich een zevental incidenten heeft voorgedaan, variërend van fors spugen, naar adem snakken, kokhalzen en blauw om de lippen worden, tot wegvallen. Bij drie van deze incidenten was reanimatie noodzakelijk. V was vaak (maar niet altijd) alleen aanwezig bij deze incidenten. Bij de drie incidenten waarbij Z wegraakte, was zij wel alleen aanwezig. Tot op heden is er, ondanks uitgebreid medisch onderzoek, geen medische verklaring gevonden voor de incidenten rond Z. Sinds het uitspreken van de kinderbeschermingsmaatregelen hebben zich echter geen incidenten meer voorgedaan en groeit Z weer goed.
De afwezigheid van een onderliggende medische verklaring zorgt voor ernstige ongerustheid. Het is daarom niet onbegrijpelijk dat ook gezocht wordt naar mogelijke oorzaken gelegen bij V. Er komen immers uitzonderlijke situaties voor, waarin ouders (één van) hun kinderen, bijvoorbeeld vanuit een stoornis als Pediatric Condition Falsification (voorheen Münchhausen by Proxy), schade berokkenen. Weliswaar kan thans niet worden vastgesteld dat V aan een dergelijke stoornis lijdt, maar het kan evenmin worden uitgesloten. Nu alle mogelijke oorzaken van de geziene incidenten worden onderzocht, ligt het voor de hand ook deze mogelijke oorzaak in het onderzoek te betrekken. Het is de vraag of het NFI, als forensisch onderzoeksinstituut, daartoe de mogelijkheden heeft, maar zolang er onvoldoende duidelijkheid is over de oorzaak van de incidenten, zijn – om de veiligheid van Z te kunnen garanderen – een ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk. De rechtbank wijst het verzoek van de Raad dan ook toe, met dien verstande dat als onomstotelijk komt vast te staan dat het herhaald wegvallen van Z op geen enkele wijze te wijten is aan V, een terugplaatsing van Z bij V dient te worden gerealiseerd.
Rechtbank Rotterdam 30 november 2018, ECLI:NL:RBROT:2018:9903