
M en V hebben kortstondig een affectieve relatie met elkaar gehad, waaruit in 2016 dochter D is geboren. D heeft haar hoofdverblijfplaats bij V.
Bij verzoekschrift d.d. 16 februari 2017 verzoekt V de rechtbank de door M aan haar te betalen kinderalimentatie met ingang van 19 april 2016 vast te stellen op € 110 per maand.
Volgens V heeft als ingangsdatum te gelden de datum waarop haar advocaat M heeft aangeschreven met het verzoek zijn inkomensgegevens over te leggen, zijnde 19 april 2016. Vanaf die datum had M immers rekening kunnen houden met betalen van een onderhoudsbijdrage, aldus V.
M verzet zich tegen vaststelling van de kinderbijdrage met terugwerkende kracht. Hij wijst erop dat V haar alimentatieverzoek eerst op 9 februari 2018, slechts enkele dagen vóór de zitting, met financiële bescheiden heeft onderbouwd. Deze stukken, waar reeds expliciet om is verzocht, hadden in een veel eerder stadium in het geding kunnen worden gebracht, aldus M, die betoogt dat hij – door deze wijze van procederen door V – extra advocaatkosten heeft moeten maken.
Hoewel de op 9 februari 2018 door V in het geding gebrachte producties buiten de in het procesreglement bepaalde termijn zijn ingediend, accepteert de rechtbank deze toch, nu (1) aannemelijk is dat de late indiening – in elk geval deels – te wijten is aan de gezondheidssituatie van V, (2) zonder deze stukken een beoordeling van de zaak niet goed mogelijk is, (3) M niet in zijn verdediging is geschaad, nu zijn advocaat zich – volgens haar verklaring ter zitting – op die stukken heeft kunnen voorbereiden en (4) de stukken ter zitting zijn besproken. Wel ziet de rechtbank in de omstandigheden van het geval, en daarbij mede in aanmerking genomen dat V haar verzoek om een kinderbijdrage eerst op 9 februari 2018 heeft onderbouwd, waardoor de advocaat van M extra werkzaamheden heeft moeten verrichten en M dientengevolge onnodig op kosten is gejaagd, aanleiding om de vast te stellen kinderalimentatie niet eerder in te laten gaan dan de datum van deze beschikking.
Na berekening van behoefte en draagkracht, en na het maken van een draagkrachtvergelijking, stelt de rechtbank de door M aan V te betalen kinderalimentatie met ingang van 21 maart 2018 vast op € 49 per maand.
Rechtbank Noord-Holland 21 maart 2018, C/15/255238 / FA RK 17-924 (niet gepubliceerd)